“Alles wat topondernemer John Fentener van Vlissingen aanraakt verandert in goud. Binnenkort maakt hij bekend welke onderneming zich een jaar lang het beste familiebedrijf van Nederland mag noemen,” zo kondigt het tv-programma WNL op Zondag John Fentener van Vlissingen aan.
De Familiebedrijven Award wordt op 24 juni 2015 voor de derde keer uitgereikt. Welke onderneming mag zich voor een jaar het beste familiebedrijf van Nederland noemen? John Fentener van Vlissingen riep deze prijs in het leven omdat in Nederland het belang van familiebedrijven wordt onderschat. Ze verdienen volgens hem meer aandacht.
50% van werkgelegenheid
John Fentener van Vlissingen: “Natuurlijk gaat in de krant de aandacht uit naar beursfondsen, maar de helft van de Nederlandse werknemers werkt bij familiebedrijven. De werkgelegenheid komt tegenwoordig, door de moderne bedrijfsvoering, niet meer van de grote bedrijven, maar van de kleine- en middenbedrijven. Ook innovatie is heel vaak aan kleinere bedrijven toe te schrijven. In Eindhoven bijvoorbeeld, daar zijn heel veel kleine bedrijfjes geweldig bezig.”
Flexibel, creatief en innovatief
“Heel interessant om te zien dat grote bedrijven nu vaak een klein belangetje nemen in kleine bedrijven; die zijn sneller, meer flexibel en creatiever en kunnen beter omgaan met innovatie dan grotere bedrijven. Daarom is de prijs er ook gekomen. Als we de werkgelegenheid echt serieus willen nemen, moeten we kijken – ook vanuit de overheid – naar de kleinere en middenbedrijven, naar de familiebedrijven,” aldus Fentener van Vlissingen.
Ook voor Premier Rutte is de kracht van familiebedrijven helder. Hij reikte vorig jaar namens de Stichting Familie Onderneming de Familiebedrijven Award uit. Hij zei toen: “Familiebedrijven zijn bij uitstek gericht op de lange termijn, generatie op generatie. Ze ervaren minder de gespannenheid van de volgende kwartaalcijfers. Dat zag je ook terug in de crisis; zelfs als familie-ondernemingen het moeilijk hadden, bleken ze toch net wat meer vlees op de botten te hebben om het hoofd boven water te houden en te blijven investeren in werkgelegenheid.”
Fentener van Vlissingen: “Het kabinet beseft steeds meer hoe belangrijk ondernemers en ondernemingen zijn voor Nederland. Desalniettemin zou er meer moeten gebeuren. Ik begrijp heel goed dat het kabinet eerst moest denken aan het huishoudboekje. Er moest voorzichtig omgegaan worden met iedere euro. Nu komt er weer iets meer ruimte. Het is nu tijd dat het kabinet komt met maatregelen ter stimulering van de werkgelegenheid.”
Charles Groenhuijsen: “Het zijn toch juist de familiebedrijven die ervoor zorgen dat dat huishoudboekje aardig op orde is?” “Klopt”, beaamt Fentener van Vlissingen. En toch kan de overheid ook een belangrijke duit in het zakje doen. Neem de situatie in de VS, zoals John Fentener van Vlissingen het ook graag in Nederland zou willen zien: “In de VS heb je allerlei fondsen, die de helft van hun geld als lening krijgt van de overheid. Dat brengt nauwelijks risico’s met zich mee. Er is zelden een fonds failliet gegaan, omdat ze een brede spreiding hebben van al hun activeiten. Niet alle bedrijven die een lening krijgen redden het, maar dat is nou eenmaal ondernemen. Maar de meesten presteren wel goed en uiteindelijk komt die lening weer terug. De overheid kan tegen een lage rente lenen (1%) en ze kunnen het dan doorlenen tegen 3 of 4%. Zo kun je eenvoudig duizenden banen creeëren en de innovatie wordt enorm gestimuleerd. Een win-win-situatie.”
Fentener van Vlissingen: “Misschien wel, maar de banken denken (terecht) aan hun risico en doen het uiteindelijk niet. Hier gaat het om een fonds, gewaarborgd door de overheid, waar je 50% van je ingelegde geld (langlopend) kan lenen, meestal met een looptijd van 7 jaar. En je betaalt terug als je bedrijf verkocht hebt. Daarmee krijg je je geld weer mee terug en dat kunnen die bedrijven weer in de economie stoppen. Het is een roulerende zaak die de overheid niets kost.”
Charles Groenhuijsen: komen er bonussen voor bij familiebedrijven?
“Noem mij één familiebedrijf waar de bonussen uit de hand gelopen zijn,” vraagt Fentener van Vlissingen. “Ik ben niet tegen een bonussysteem, het moet alleen op een verantwoorde wijze gebeuren. Binnen een familiebedrijf heb je een zekere controle van de eigenaar. Die wil wel degelijk een bonus geven als er bepaalde prestaties geleverd zijn. Vaak zie je dan dat niet alleen de directeur een bonus krijgt, maar iedereen die eraan meegewerkt heeft, én binnen bepaalde proporties.
“Is het terecht dat de topbonussen bij bedrijven als ING, ABN AMRO, KPN en Schiphol etc. als onverantwoord afgeschilderd worden?”, vraagt Groenhuijsen. “Ja, ik vind dat soms terecht, zeker als het te grote getallen zijn, want je moet aan de onderneming als totaal denken. We hebben zelf als bedrijf 9/11 meegemaakt. Dit was dramatisch, want er vlogen geen vliegtuigen meer en we verloren een miljoen per week. Onmiddelijk heeft het topmanagement gezegd: we leveren 30% van ons salaris in. En we vragen aan de medewerkers om hetzelfde te doen; het mag niet eenzijdig zijn! Want je bent als team bezig met elkaar. Het is gezamenlijk optrekken: het kan niet zo zijn dat één bonus krijgt en de ander niks.